van 30/9 tot 21/10/2003
Door Jan Van Roosbroeck.
Dag 1: Aankomst
Het moment was aangebroken. Er bevonden zich geen controleposten meer tussen ons en de uitgang. Zo dadelijk zouden we overgeleverd worden aan een horde hongerige commissiejagers - touts - die als enig doel hadden de pas aangekomen, onwetende toeristen naar een veel te duur hotel te lokken om zo een commissie op te strijken. Maar daar zou niets van in huis komen. Dankzij onze vooruitziende geest hadden we vanuit België al contact opgenomen met een budget hotel uit de Lonely Planet - het Ajay Guesthouse in de Paharganj-wijk van Delhi - en het hotel zou transport vanuit de internationale luchthaven van Delhi regelen.
De communicatie met het hotel was niet bepaald vlot verlopen. De e-mail adressen die ik in het reishandboek en op de webpagina van het hotelletje gevonden had waren niet meer in werking en bijgevolg diende de reservering telefonisch te gebeuren. Via de telefoon stelde men mij gerust - no problem sir - en verschafte men mij het correcte e-mail adres. Verdere communicatie via e-mail verliep nogal stroef maar uiteindelijk leek het in orde te zijn.
Het was vijf uur in de ochtend en we hadden er al een lange dag opzitten. Via een lange tussenstop in Frankfurt was ik, samen met Raf en Bok tot in Delhi gevlogen. Tussen de menigte aan de uitgang stond een jongen met een bordje met daarop 'Jan Tiscali, Ajay Guesthouse'. Dit was onze man. De naam van mijn internetprovider - tiscali - had blijkbaar toch nog voor enige verwarring gezorgd. Onze ogen hoefden zijn blik maar een moment te kruisen en hij begreep dat wij het waren waarop hij al geruime tijd stond te wachten. De jonge man liep ons voor, verder naar de uitgang.
We waren nog maar net uit de menigte wanneer we plots oog in oog stonden met een koe. Het beest stond er doodgemoedereerd in het midden van de straat. Onze chauffeur bracht ons verder tot bij een oldtimer en reed ons hiermee door de slapende hoofdstad naar ons hotel. Aanvankelijk waren het grote, brede wegen. Maar bij aankomst in de Paharganj-wijk veranderde dit straatbeeld. We reden een steegje in, waar mensen, koeien, honden en varkens sliepen langs de kant van de weg en waar een doordringende stank ons reukorgaan prikkelde. We waren aangekomen bij het hotel.
De receptionist was een nors man. Hij schreef ons in, maar onderbrak zijn activiteit en begon met het aanbidden van een klein schrijn, dat naast hem aan de muur hing. Hij brandde wierookstokjes en prevelde gebeden als een bezetene. Het leek alsof dit de normaalste zaak van de wereld was. Daarna boekten we een georganiseerde rondrit door Delhi. De rondrit ving aan om 9.30h en zou de hele dag duren. Nog net even de tijd dus om ons wat op te frissen en te ontbijten.
Ganesha, de vierarmige god-met-olifantshoofd,
waakte over ons heil vanop het dakterras
van ons hotel.
Dat India geen 'normaal' land was, had ik wel verwacht. Dat was immers grotendeels de reden dat ik er eens naartoe wilde gaan. In de inleiding van de Lonely Planet reishandboek staat te lezen: "Met 1 voet gehuld in oeroude tradities en de andere schrijdend in het ondernemend e-tijdperk, zijn er maar weinige landen op aarde die verscheidenheid zo hartstochtelijk omarmen als India." Even verder gaat het: "Ongetwijfeld kan India lastig zijn - de armoede is confronterend, de Indische bureaucratie zou zelfs het geduld van een heilige op de proef stellen, bustrips over met gaten doorzeefde wegen kunnen jou energie in een flits doen verdwijnen en zelfs de meest ervaren reizigers kunnen wel eens humeurig worden. Toch loont het allemaal de moeite !" En om te besluiten stelt men: "Uiteindelijk zal India zijn wat je er zelf van maakt. Het is zeker geen plaats die je eenvoudigweg kan 'zien'; het is een aanval op al je zintuigen, een reis die onmogelijk te definiëren valt omdat hij zo verschillend is voor iedereen. Maar 1 ding is zeker - waar je ook heen gaat of wat je ook doet - het is een plaats die je nooit zal vergeten." Nadat ik deze tekst gelezen had, kon ik niet meer wachten om te vertrekken. En de eerste indrukken die ik al opgedaan had, deden vermoeden dat het wel eens allemaal waar zou kunnen zijn !
Onze gids voor de stadstoer was een oude, lelijke Indiër. De enkele tanden die zijn mond nog rijk waren, zagen pikzwart en hij zag eruit alsof hij zijn hele leven onder een brug geslapen had. Er waren nog een handvol andere toeristen die ons vergezelden; de meeste waren welstellende Indiërs. Voorts was er nog een Westerse toeriste. Het was een mooie, jonge Israëlische vrouw die Roni heette. Eerst bezochten we een tempel. We moesten onze schoenen uitdoen. Het was er overal erg druk. Daarna bezochten we New Delhi, een wijk door de Britten aangelegd als administratief district van de hoofdstad. Hier waren overal brede lanen, grote rotondes, ambassades, ministeries en dure hotels. Het contrast met Old Delhi was groot. We bezochten het voormalige woonhuis van Indira Gandhi. Dit keer mochten we onze schoenen aanhouden, maar er mochten absoluut geen waterflessen mee naar binnen. Het huis van de vermoorde presidente was ingericht als een museum en het was het vreemdste museumbezoek dat ik ooit meemaakte. Elke kamer zat boordevol mensen en men kon niet anders dan zich laten meedrijven met de mensenmassa. Tijdens het vervolg van de rondrit stopte de bus geregeld aan een souvenirwinkeltje en 's middags aten we lunch in een bouwvallig restaurant dat boordevol mensen zat. De namiddag was vermoeiend; het slaaptekort en de jetlag sloegen toe. De toer eindigde met een bezoek aan de Bahai-tempel. Het is een lotusvormige moskee waar het opnieuw zwart zag van het volk.
De eerste indrukken van Delhi waren ronduit overweldigend. Alles was hier mogelijk. En de drukte ! Er liep volk rond van allerlei pluimage. Ook het feit dat het er op de meeste plaatsen zo vies en vuil was, was iets waar de nieuwkomer toch even aan moest wennen.
De Bahai-moskee en een mensenzee van bezoekers.
's Avond gingen we te voet van bij ons hotel naar het New Delhi Train Station om er kaartjes te kopen naar Agra, de bestemming voor de volgende dag. De wandeling ging door de Main Bazaar, de grootste winkelstraat in de Paharganj-wijk. Hier vond men allerlei winkelwaar, er reden rickshaws en er liepen koeien en varkens rond. Het vergde de grootste concentratie om er veilig doorheen te laveren.
Treinkaartjes kopen is in India een hachelijke onderneming. Een nietsvermoedende toerist mag dan wel denken dat het iets betrekkelijk banaals is. Niet in India ! Elke zitplaats dient gereserveerd te worden en dit gebeurt minstens een dag op voorhand. De treinen zitten - zoals heel India trouwens - steeds bomvol. Het reserveren is meestal een tijdrovende bezigheid, waarbij stalen zenuwen vereist zijn. De reizigers dienen een formulier te bemachtigen waar een hele hoop - voor buitenstaanders schijnbaar onbelangrijke - gegevens op moeten ingevuld worden. Daarna dient men aan te schuiven aan een - meestal pijnlijk lange - wachtrij tot bij het loket, waarbij het tevens de gewoonte is van de Indiërs om voor te steken langs opzij. Soms zijn er verschillende loketten en de opschriften zijn soms enkel in Hindi zodat je er meestal het raden naar hebt of je aan het juiste loket aan het aanschuiven bent. Eens men aan de beurt is, kan de ambtenaar de bureaucratische papiermolen in gang zetten, dikwijls met als enig resultaat dat hij je vertelt dat de trein volgeboekt is.
In het station van Delhi was er nog een bijkomend ongemak. Het liep
er vol met touts van reisbureautjes die de argeloze toeristen maar al te
graag zouden verleiden om met hun mee te gaan. "Booking office is closed,
sir!", ging het. Sommigen versperden zelfs de trap naar boven, waar
het kantoor was. "Don't go up, sir. Office is closed !" Boven aangekomen
troffen we er het kantoor geopend aan. Voor buitenlandse toeristen was
er in het station van Delhi een aparte balie, zodat de reservatie tamelijk
vlot verliep en na een uurtje gingen we vrolijk de deur uit met drie tickets
op zak.
Dag 2: Agra
In Agra ligt de Taj Mahal. "Mocht heel India een vuilnisbelt zijn met als enige bezienswaardigheid de Taj Mahal in Agra, dan nog zou het de moeite lonen om helemaal tot daar te reizen", zo beweren sommigen die de Taj al gezien hebben. Agra ligt ongeveer 200 km ten zuiden van Delhi en de reden van ons bezoek was inderdaad grotendeels aan de Taj te danken.
De trein naar Agra vertrok vanuit Delhi om 11.30 h. Het was een lange trein en aan de buitenkant van elke wagon hing een lijst met alle namen van de passagiers. Onze namen - of toch iets dat er voor kon doorgaan - stonden er bij. De binnenkant van de wagon was vuil en het leek op een beestenwagen. Voor de kleine raampjes hingen ijzeren tralies.
Na drie uur sporen arriveerden we in Agra. Met de trein aankomen in een Indiase grootstad was een vervelende ervaring. Je werd steevast aangeklampt door een hele horde autorickshaw-chauffeurs die allen vastberaden zijn om je naar het hotel van hun keuze te brengen. Je moest bikkelhard zijn in de onderhandelingen.
Malik was de rickshaw-chauffeur die ons naar het hotel ging brengen dat we zelf gekozen hadden uit onze reishandboek. Het was een hotel in de Taj Ganj wijk, de rugzaktoeristenwijk vlakbij de Taj. Al ons hebben en houden ging in de kleine gemotoriseerde driewieler. Malik wist natuurlijk een 'beter' hotel en bleef er de gehele rit over doorborduren. Uit pure miserie gingen we dan toch maar eens een vluchtig kijkje nemen in 'zijn' hotel. Het was de Shanti Lodge, waarvan het dakterras een uitstekend uitzicht gaf op de Taj. Eens op het terras aangekomen, stonden we voor de eerste keer oog in oog met de Taj Mahal en de aanblik van het hagelwitte monument in de namiddagzon was ronduit adembenemend. "Laat ons de kamer maar nemen," zei Bok. "Het uitzicht alleen al !" En hij had gelijk. Malik en de Shanti Lodge waren hiermee in hun opzet geslaagd.
Raf, Bok en ik op het dakterras met uitzicht op de Taj Mahal.
Onze kamer was helemaal boven. We hadden zelfs uitzicht op de Taj vanuit onze badkamer. Van op het WC of van onder de douche konden we dus steeds een blik werpen op het monument.
Men zegt dat de Taj Mahal het mooist is bij zonsopgang en -ondergang. 's Avonds is het zicht het best langs de achterkant - de kant waar de tempel aan de Yamuna rivier grenst; 's ochtends langs de voorkant. Tegen de avond aan, gingen we te voet naar de andere kant van de Yamuna-rivier om het spektakel van daaruit te aanschouwen. Langs de spoorwegbrug konden we de brede rivier oversteken. Aan de oevers waren mensen bezig met het wassen van kleding. Ik vond het onvoorstelbaar. De kleren werden gekookt in grote ketels boven een houtvuur. Het vuil werd letterlijk uit de stoffen geklopt door ze hard en dikwijls op een houten plaat te slaan.
Een wasserij - of Dhobi Ghat - aan de oever
van de Yamuna rivier.
Aan de andere kant van de rivier kwamen we in een volstrekt andere wereld terecht. De mensen leefden er in primitieve hutten en tenten. Kinderen kwamen in grote horden op ons afgelopen. "Please picture, sir ?" Ze wilden bij op de foto. We maakten vele foto's. Daarna vervolgden we onze weg, maar de kinderen bleven ons achtervolgen. Ze kwamen handjes schudden en stelden allerlei vragen. Ik voelde me de Paus van Rome.
Kinderen van Agra.
Langs deze kant van het water hadden we een uitstekend uitzicht op het Agra fort. Het is een imposant fort dat opgetrokken werd uit rode steen. Na een lange en vermoeiende wandeling bereikten we de achterkant van de Taj Mahal. We waren net op tijd want de zon was klaar om onder te gaan. De kleurschakeringen op de koepel waren schilderachtig.
Je zou je kunnen voorstellen dat dit een romantische plek was om te vertoeven. Toch werd ons weinig rust gegund om van het spektakel te genieten. We werden constant belaagd door muggen en straatventers, waarbij de laatstgenoemden met eenzelfde bloeddorstigheid te werk gingen als de eersten. Ik werd geschaduwd door een postkaartenverkoper. Bok had af te rekenen met een verkoper van halskettinkjes. "Real marble, sir ! Same as Taj !"
De Taj Mahal bij zonsondergang.
Een tijdje na zonsondergang, gingen we te voet terug tot aan de overkant
van de rivier. Van daar reden we met een cycle-rickshaw tot bij ons hotel.
We aten een avondmaal op het dakterras en dronken daarna nog een biertje.
Dag 3: Fatehpur Sikri
Vandaag was het vrijdag en dit was de enige dag in de week dat de Taj Mahal niet kon bezocht worden. Daarom hadden we besloten om vandaag een daguitstap te maken naar Fatehpur Sikri. Het is een 'verlaten stad' op een veertigtal kilometer van Agra. Een busrit van een uur bracht ons tot in het dorpje.
Eerst bezochten we de Jama Masjid, een tempelcomplex dat volledig gerestaureerd is. De ingang hiervan is een imposante poort die men enkel kan betreden via een reeks lange trappen. De poort staat op een berghelling en daarmee kijkt ze uit op het omringende landschap.
Fruitventer aan de Jama Masjid.
Het complex mag men enkel 'zedig' betreden. Dit betekent: schoenen uit en blote benen bedekt. Voor toeristen met een korte broek zoals wij bestond er een remedie: er werd ons een doek om de middel gebonden die tot aan onze enkels reikte. We zagen er opeens al veel deftiger uit ! Het immense binnenplein was vergeven van toeristen. "Was dit een verlaten stad ?" vroeg ik mezelf af.
Het centrale binnenplein van de Jama Masjid
in Fatehpur Sikri.
Bij de ingang had een jonge man zich aangeboden als gids. Eerst hadden we geweigerd, want we vonden het niet nodig. Maar de jongen stond erop en zei dat we achteraf mochten geven wat we wilden. Onmiddellijk toen we binnen waren werden we ook nog eens geschaduwd door twee kleine straatkinderen. Ze vroegen ons om een pen. "Please pen sir ?" Toen ik 1 van hen mijn pen gaf, vochten ze ervoor als honden en uiteindelijk ging een derde ermee aan de haal. Het was de enige pen die ik bijhad.
Na een uitvoerig bezoek aan het gerenoveerde tempelcomplex, bezochten we de ruines van de oude stad. Het was er veel rustiger. Naar goede gewoonte lokte onze jonge gids ons uiteindelijk nog naar een souvenirwinkeltje, waar we thee aangeboden kregen.
De bus voor de terugrit was zo klein dat het leek alsof ze van een paardenmolen geplukt werd. Ze zat bomvol, maar de passagiers zorgden ervoor dat iedereen kon gaan zitten. Terug in Agra aangekomen, wilden we eerst treintickets kopen naar Varanasi. Morgen zouden we de Taj bezoeken en daarna het Agra Fort. De dag daarop zouden we dan doorreizen naar Varanasi. Nadat we het papierwerk voor de reservatie doorlopen hadden en nadat we aan een ellenlange wachtrij hadden aangeschoven, meldde de loketbediende dat alle treinen in de nabije toekomst naar Varanasi volgeboekt waren. Verslagen bliezen we de aftocht. Onmiddellijk buiten het kantoor ontmoetten we Malik, de rickshaw chauffeur die ons naar het hotel gebracht had. Hij wist natuurlijk een oplossing voor ons probleem. Met zijn droogbrommertje bracht hij ons naar een stoffig kantoortje enkele kilometers verderop, waar we een Indiër aantroffen die stond te popelen om met ons zaken te doen. Hij kon ons waarschijnlijk nog tickets bezorgen, zij het misschien van een station niet ver van dat van Agra. We zouden het de volgende dag vernemen.
's Avonds gingen we eten bij Yash. Het restaurant lag vlak naast ons hotel en het had een terras op de eerste verdieping. Vanop die hoogte hadden we een uitstekend uitzicht over de straat en de verschillende tafereeltjes die we van daaruit konden aanschouwen waren vaak heel onderhoudend. Het was echter niet altijd even appetijtelijk want geregeld passeerde er een strontkar onder onze neuzen voorbij. De geur volgde meestal een weinig later. Voor de mensen uit de laagste sociale klasse is het verwerken van mest tot brandstof gewoon een kwestie van overleven en daarvan werden we nu letterlijk met onze neus op de feiten gedrukt.
Na het eten dronken we een biertje. De kelner bracht ons 3 flessen bier
die hij had ingewikkeld in krantenpapier. Het leek alsof bier hier hoogst
illegaal was. Later leerden we dat dit wegmoffelen van bier komt omdat
de restaurants in kwestie geen licentie hebben om alcohol te serveren.
India is een Britse ex-kolonie; van wie zouden ze het anders geleerd hebben
? Dit belet echter niet dat de meeste restaurants altijd wel een voorraadje
'illegaal' bier in de koelkast staan hebben.
Dag 4: De Taj Mahal
Om 06.00 h 's ochtends kwam de zon op. Raf en Bok vertrokken iets voor zonsopgang naar de Taj om het gebeuren van dichtbij te aanschouwen. Ik bleef nog even liggen, al was ik wel even opgestaan om door ons badkamerraampje naar de Taj te gluren. Tegen 08.00 h vertrok ik ook naar de ingang van de Taj Mahal. Voor personen die de Indiase nationaliteit hebben is de toegangsprijs tot de Taj ongeveer 20 Roepies (ongeveer evenveel in oude Belgische franken; een halve euro). Voor buitenlanders - praktisch allemaal 'rijke' westerse toeristen - bedroeg het 500 Roepies. Het gebeurde wel vaker dat buitenlanders op deze manier gediscrimineerd werden zodat ze vaak meer dan het tienvoudige moesten betalen. Maar nergens was het verschil zo groot als bij de populaire Taj en dit maakte het tot het duurste monument dat we bezochten in India.
Een Indische toerist op de witmarmeren
vloer van de Taj Mahal.
Er stond al een lange rij mensen te wachten om het domein te betreden. Iedereen moest gefouilleerd worden, want als de Taj het doelwit zou worden van een terroristische aanslag, dan zou het een kaakslag betekenen voor heel de Indische toeristische industrie. De meeste toeristen waren Indiërs, meestal keurig gekleed. De vrouwen droegen sari's - zijden gewaden in allerlei felle kleuren - met soms ook gouden sieraden. Het gebouw bezat een natuurlijke schoonheid en was daarom heel fotogeniek. Ik maakte tientallen foto's vanuit verschillende hoeken.
Tegen 10.00 h verlieten we het domein en begaven we ons richting Agra fort, dat even verderop langs de Yamuna rivier ligt. Het verhaal wil dat de oprichter van de Taj Mahal de laatste jaren van zijn leven doorbracht in een cel in het Agra fort. Hij werd opgesloten door zijn eigen zoon, die opgezadeld werd met de factuur van de Taj. Vanuit zijn cel had de oude man uitzicht op de Taj. Van hieruit leek de Taj, die aan een bocht van de brede rivier ligt, op een sprookjespaleis uit Duizend-en-een-nachten. Het fort zelf was groot en imposant. De omwallingen zagen knalrood. Binnenin waren er talloze kamers en zuilengalerijen van wit marmer.
Een jonge moslim aan de overdreven gedecoreerde muren van het
Itimad-ud-Daulah mausoleum, ook 'Baby Taj' genoemd.
Na het Agra fort wilden we nog naar de zogenoemde 'Baby Taj' gaan. De Itimad-ud-Daulah is net als de Taj Mahal een grafmonument en ze vertonen uiterlijk wel wat gelijkenissen met elkaar, al is de eerstgenoemde een heel pak kleiner. Vandaar zijn bijnaam. Het lag aan de andere kant van de rivier en we werden er naartoe gevoerd met enkele cycle-rickshaws. We waren zo goed als de enige bezoekers. De muren waren versierd op dezelfde manier als de Taj, maar veel intenser. Daarna reden we, via een souvenirwinkel van onze cycle-rickshaw rijders, terug naar ons hotel. Onderweg mochten we zelf een stukje trappen.
Een cycle-rickshaw in de straten van Agra.
Bij het hotel aangekomen stond Malik ons al op te wachten. Hij ging ons immers naar het reisbureautje brengen voor onze tickets naar Varanasi. De man van het bureautje was erin geslaagd om tickets te reserveren voor vanavond, vertrekkende vanuit Tundla, een stad die op een uurtje met de bus van Agra ligt. We waren opgelucht en hij was tevreden om met ons zaken gedaan te hebben. Hij wou echter nog meer zaken met ons doen en vroeg of we geïnteresseerd waren in een diamantsmokkel naar België. "Belgium ! Antwerp ! Diamonds !", zei hij, en zijn ogen fonkelden. Het deed ons enige vragen rijzen bij de echtheid van onze zopas verworven tickets.
Na het avondeten op het terras van het restaurant Yash, begonnen we
aan onze bewogen rit naar Varanasi. Na een helse busrit van ongeveer een
uur in het donker, waarbij ik mezelf verplichte om niet door de voorruit
naar de veel te snel naderende tegenliggers te kijken, werden we gedropt
langs de kant van een drukke weg. Tundla. Er was veel volk op de been want
het was er kermis. Een autorickshaw-chauffeur sprak ons aan en bracht ons
naar het station. Hij racete door de hoofdstraat, waar het braderijdruk
was. Het was een opeenvolging van bijna-aanrijdingen, waarbij hij zich
van links naar rechts met hoge snelheid tussen de voetgangers slingerde.
Dit was niet voor hartpatiënten. Op een gegeven ogenblik verscheen er een
politieagent, die teken deed naar onze chauffeur. In plaats van onze chauffeur een
bekeuring te geven, nam de agent plaats naast de chauffeur voor een lift.
De chauffeur gaf zo nodig nog wat gas bij. Een eindje verderop sprong onze
copiloot eruit. We waren nu vlakbij het station. Maar net daarvoor was
er een verkeersopstopping, waar we onszelf in vast reden. Een andere agent
was temidden van de opstopping het kluwen uit elkaar aan het halen. Hij
had een lange houten stok bij zich. Op dit ogenblik werd het hem net iets
te veel en hij sloeg met de stok tegen de zijkant van ons wagentje, als
wilde hij zeggen: maak jullie onmiddellijk uit de voeten. De nachttrein
naar Varanasi vertrok om 20.30 h en arriveerde in Varanasi omstreeks 05.30
h. Er stond ons nog een hoop ellende te wachten. Reizen in India was beslist
geen lachertje.
Dag 5: Varanasi
Voor Hindoes is Varanasi 1 van de heiligste plaatsen in heel India. De stad ligt in de provincie Uttar Pradesh - net als Agra trouwens -, ongeveer 800 km ten oosten van de hoofdstad en is gelegen aan een bocht van de machtige Ganges rivier. Vele Hindoe-pelgrims komen naar Varanasi om te baden in de Ganges, die beschouwd wordt als een heilige rivier. Dit gebeurt in 1 van de vele Ghats - badplaatsen aan de oevers van de rivier. Bovendien wordt het door de Hindoes als het hoogste goed beschouwd om te sterven in deze stad. Daarom komen oudere en zieke mensen van heinde en ver naar Varanasi om er het tijdelijke met het eeuwige te wisselen. De rijkere onder hen kunnen zich een crematie permitteren, iets wat weer als heel gunstig beschouwd wordt. Op de crematieplaatsen - de zogehete 'Burning Ghats' - zijn dan ook constant verassingen bezig. De minder gefortuneerde kunnen zich geen crematie veroorloven en daarom worden hun lijken dan maar in de heilige rivier gedumpt. Dat alles maakt dat deze stad voor buitenstaanders een wel heel bijzondere plaats is om te bezoeken en het was dan ook de lange reis meer dan waard.
Toen we 's ochtends na de lange treinreis het station van Varanasi binnenreden, had ik redelijk goed geslapen. Voor Bok en Raf was het een lange nacht geweest. Maar iedereen was behoorlijk uitgeput en we zagen er smerig uit. Nu moesten we nog een hotel zoeken. Een autorickshaw chauffeur ging ons naar de 'Sri Venkateswar Lodge' brengen. Het was een budget hotel, dat een redelijke quotering kreeg in ons handboek. Het was echter opletten, want het was een sport van de goedkope hotelletjes om de namen van de betere hotels uit de handboeken te imiteren. De chauffeur bracht ons naar een hotel waar 'Sri Venkateswar' op de gevel stond, maar er klopte iets niet. De locatie was niet juist. En het woordje 'Lodge' ontbrak. Het was een goedkope kopie. We kozen een ander hotel uit het handboek, ditmaal de 'Yogi Lodge'. Vastberaden om ons niet meer om de tuin te laten leiden, gingen we ook dit hotel inspecteren. Boven de deur stond inderdaad 'Yogi Lodge' geschreven. Het was een luizig kot, maar we besloten om er toch maar onze intrek te nemen. Vanop het dakterras realiseerde ik me echter dat we opnieuw bedrogen waren want de locatie klopte niet. En de volledige naam van het hotel bleek 'Old Yogi Lodge' te zijn.
Maar goed. Onze kamer was op de tweede verdieping. Op de eerste verdieping woonde een familie in armoede. De deuren waren vervangen door gordijnen zodat we naar binnen konden kijken. Er stond geen meubilair in hun krappe kamer en er zat een vrouw te koken op de grond. Onze badkamer had geen lavabo, maar er was er wel eentje die in de gang tegen de muur kleefde. Er lag een vette kakkerlak in te spartelen, die zelf twee dagen daarna de strijd nog niet had opgegeven.
Nadat we gedoucht en propere kleren aangetrokken hadden, trokken we de straat op. We waren nog maar net de deur uit of er had al een vogel op Raf zijn T-shirt gescheten. De hotelbaas moest er hartelijk om lachen en troostte Raf met de boodschap dat het goed geluk bracht. We gingen te voet tot aan de Ganges. De straten waren verzadigd van drukte. Er klom een aap de weg over langs enkele elektriciteitskabels. Het verklaarde voor ons ten dele waarom de elektriciteit zo dikwijls uitviel. We aten een ontbijt in een chique tent met airconditioning. We waren er de enige gasten. De garçon bracht alles verkeerd en de afrekening gebeurde met drie mensen. Maar wat we kregen was lekker. Daarna gingen we even terug naar het station om de trein voor de terugtocht te reserveren. Je kon immers niet vroeg genoeg zijn met dit soort zaken !
Toen was het tijd voor een dutje in het hotel. Er stonden 2 bedden in onze kamer; de matras was als een blok beton. Hij was opgevuld met stro en dat trok mieren en oorwormen aan. Er werd een derde bed bijgezet. Deze matras was enkele centimeter dik en deed een wolk stof opwaaien toen hij bruut op het bed gesmeten werd. Vervolgens werd er een laken overgesmeten dat lichtbruin van kleur was - waarschijnlijk werd het in de heilige rivier gewassen -, en waar in het midden een groot gapend gat was. De hele vertoning was zo hilarisch dat ik er een foto van wou maken maar toen de hotelbaas dat zag, begreep hij dat het tijd was om in te grijpen. Hij stuurde zijn hulpje weg met het kapotte laken en even later verscheen hij met een laken uit 1 stuk.
Tegen de avond aan deden we nog een verkenningstocht. Ik en Bok gingen op zoek naar een internetcafé om het thuisfront in te lichten. In de straten leek het of er een groot feest op til was, een soort van carnavalstoet, waarbij men kitsherige beelden van veelarmige goden door de straten draagt, die dan uiteindelijk in de Ganges gesmeten werden. Het ging gepaard met luide muziek, die door middel van luidsprekers doorheen de straten galmde. Het was ronduit verbijsterend.
Een stoet met heiligenbeelden door de straten van Varanasi.
In het tumult vonden we toch een internetcafé. Maar de lijn was te traag en ik kon mijn mailbox niet openen. Bok had meer geluk. Hij ontdekte ook waarom de lijn zo traag was: de verbinding werd gemaakt door 1 GSM, die tegen de muur hing. Er waren 5 PC's op aangesloten. Dat was nog eens breedband internet !
De stoet kwam op zijn hoogtepunt nu. Onder een hels lawaai reden er drie karren voorbij. Op de eerste kar was een toren van luidsprekers gestapeld, die een oorverdovend lawaai uitspuwden. De toren werd met alle geweld ondersteund door enkele voetgangers die achterna liepen. De tweede kar volgde direct daarna maar was ditmaal volgestapeld met hoornvormige luidsprekers, waar het geluid zo nodig nog scheller uit klonk. Op de derde kar stond er een stroomgenerator die op volle toeren draaide om stroom te leveren aan de twee voorgaande karren.
De drukte werd ons te veel en we besloten om te gaan dineren in het
Surya hotel, een duurder en rustig hotel in de stationsbuurt. Tot onze
grote verbazing zei de receptionist van het hotel dat hij ons herkende.
Toevallig was hij net in het reservatiekantoor van het station toen wij
er waren. Hij had ons zelfs zijn pen geleend om het papierwerk in te vullen.
De tafels van het restaurant stonden in een rustige binnentuin en het was
een hele verademing. Na het eten gingen we terug naar het hotel, waar we
direct gingen slapen. Morgen zou het vroeg dag zijn.
Dag 6: Heilig water en heilige apen
Zoals de meeste bezienswaardigheden in India, was ook een boottocht op de Ganges het mooist bij zonsopgang volgens ons reishandboek. De ochtendlijke boottocht zou 1 van de hoogtepunten van een bezoek aan Varanasi moeten worden omdat vele Hindoes zich dan komen wassen in de talrijke Ghats bij de rivieroever. Onze hotelbaas ging ons begeleiden tot bij de bootjes en daarna zou hij ons nog naar enkele andere bezienswaardigheden meenemen. Hij zou ons komen wekken om 5.30 h. Uiteindelijk waren wij het die hem moesten wekken.
Onderweg had een vogel mij geviseerd als doelwit zodat even later mijn T-shirt ook onder de vogelstront hing. "Een teken van goed geluk !" dacht ik troostend bij mezelf. Weinig later scheepten we in. Twee jonge kerels brachten ons met hun roeibootje langs de verschillende Ghats waar honderden mensen zich op de trappen aan het wassen waren. Vaak stonden ze tot aan hun middel in het water. Anderen waren zich, rustig op een trede gezeten, aan het inzepen. De vrouwen waren allen getooid in sari's. Sommige van hen waren bezig met een rituele wasbeurt, waarbij ze tot aan hun ellebogen in het water stonden. Ze schepten water in de handpalmen hetgeen ze daarna weer voor zich uit in de rivier gooiden terwijl ze gebeden prevelden. "Ook dit is de 21ste eeuw," dacht ik verbijsterd bij mezelf.
Het water van de Ganges had een vuile, bruine kleur en de gedachte dat de rivier - waar iedereen zich in wast - ook nog eens dienst doet als riool en als dumpplaats voor lijken van arme Hindoe-pelgrims, deed me huiveren. De jonge snaken waren soms nogal bruut met hun roeispanen en af en toe kregen we - waarschijnlijk opzettelijk - een zwalp van het vieze water over onze lijven. "Holy water, holy water !" zeiden de knapen dan, terwijl hun ogen glunderden.
Het Prayag Ghat aan de oever van de Ganges.
Vanuit het bootje zagen we nog verschillende andere tafereeltjes. Op bepaalde plaatsen langs de oever van de rivier waren mensen bezig met het uiteenstrijken van stront in vlaaien, die te drogen werden gelegd in de zon. Eens gedroogd, kunnen ze gebruikt worden als 'brandstoftabletten'. Op andere plaatsen lagen er dan weer lakens te drogen in de zon. Allemaal hadden ze dezelfde bruine kleur als de lakens op de bedden van ons hotel en als die van het water.
Ook een bezoek aan de crematieplaatsen - de zogehete 'Burning Ghats'; het aanhoren van de naam alleen al deed telkens weer een rilling over mijn rug lopen - stond op het programma. Het bootje legde aan op een plaats waar de oever volgestapeld lag met houtblokken. Een Hindoe-priester zou ons een korte rondleiding tot aan de stookplaatsen geven. Hij vroeg ons om geen foto's te nemen, uit 'respect' voor de overledenen en hun families. Vlak daarna passeerde er een postkaartenverkopertje. Hij riep luidkeels: "Postcards of Burning Ghat, sir. With real dead bodies !"
De priester nam ons mee tot aan de stookplaats, waar een heet houtvuur aan het branden was. Er lag nog een stukje van een verkoold lijk, maar het was nog nauwelijks als dusdanig te herkennen. Het volledig verbranden van een lijk neemt verscheidene uren in beslag en het vergde ettelijke kilo's hout. Daarmee is hout - een schaars product in Varanasi - fel begeerd en is de prijs hoog: 1 kilo kostte 140 Roepies. Daarna nam de priester ons mee naar een klein gebouw. Hier lagen zieke en oude mensen te wachten tot ze stierven. Hij bracht ons tot bij een oude vrouw die gehurkt op de grond zat en begon vervolgens aan een pleidooi om ons een afgrijselijke som geld af te troggelen. "Deze vrouw heeft niet genoeg geld voor een crematie," zei hij. "Kunnen jullie een schenking doen ?" Maar een schenking van enkele kilo's hout vond hij niet genoeg. Hij wou ons op zijn minst 25 kilo hout laten betalen. "Voor jullie betekent dat geld niet veel. Jullie hebben geld genoeg. Maar denk toch ook eens aan jullie Karma !" Het had geen zin om met deze man te redetwisten en we maakten ons vervolgens zo snel mogelijk uit de voeten, ons Karma ten spijt. We wilden weg van deze bizarre plek.
Toen we terug in het bootje zaten, was het tijd om rechtsomkeer te maken. Waar we voorheen op een gezapig tempo stroomafwaarts gevaren waren, moesten de twee knapen nu hard roeien om tegen de sterke stroming in te varen. Maar ze waren niet van gisteren. "Hebben jullie geen zin om even te roeien ?" vroegen ze. Natuurlijk hapten we toe. Al was het maar om de twee ook een goede zwalp van het 'heilige water' in hun gezicht te kunnen geven.
Na de boottrip ging onze hotelbaas ons nog naar drie verschillende tempels brengen. De eerste tempel heette de 'Monkey Temple'. Hier waren het de apen die heilig waren. Daarna bezochten we een moskee en dan nog een kleine Jain-tempel. Onze slinkse hotelbaas annex gids wou ons daarna nog meelokken naar een souvenirwinkeltje, al hadden we hem uitdrukkelijk op voorhand gewaarschuwd dat we het niet wilden en dat we niet geïnteresseerd waren - no shops ! Hij bracht ons naar een vuile, stinkende wijk tot in een donker hol waar enkele weefgetouwen opgesteld stonden. Er waren kinderen aan het werk, bij het licht van enkele gloeilampen. Daarna werden we verzocht om in een ander vertrek binnen te gaan. Er werd ons vervolgens thee aangeboden en een dikke verkoper begon ons zijn volledige collectie zijden stoffen te tonen. Het was onze gids dus toch gelukt om ons in een winkel te laten binnengaan. Eerst wilde ik onmiddellijk terug naar buiten lopen. Maar dan bedacht ik mezelf. Waarom niet even uitrusten en de thee opdrinken ? We lieten de verkoper maar doorrazen en ik dacht ondertussen aan de arme kinderen van daarnet, die hun jeugd aan een weefgetouw zouden moeten doorbrengen. Toen hij na een half uur - en nadat hij wel honderd verschillende stofjes had uitgespreid voor onze voeten - doorkreeg dat we niet van plan waren om iets te kopen, gaf hij het op en gingen we terug naar buiten.
In de namiddag ondernamen ik en Bok een tweede poging om onze e-mail te kunnen lezen. We vonden een internetcafé met een iets snellere verbinding en ditmaal lukte het. Tevens wilde ik proberen om de foto's van mijn digitale camera over te zetten op een CD-ROM. De eerste fase - het overladen van de foto's op de computer van het internetcafé - was relatief makkelijk. De tweede fase - een leeg Cd-schijfje bemachtigen - vergde iets meer tijd. Na een wandeling van een halfuur en na verscheidene rondvragen vonden we een kraampje waarvan de eigenaar een doosje lege Cd'tjes had. Daarmee was de derde en laatste fase - het branden van het schijfje - in een wip geklaard. Hoera !
Om 17.20 h hadden we de nachttrein terug naar Agra. We waren allemaal
opgelucht dat we uit Varanasi konden vertrekken. Vergeleken met Delhi of
Agra, vonden we dat Varanasi nog een stuk vuiler, drukker en onaangenamer
was. Het leek hier wel de hel. Twee dagen Varanasi had een groot deel van
onze energie opgesoupeerd en we hadden alledrie nood om even te relaxen.
Onze volgende bestemming zou daarom een natuurpark worden. We kozen voor
het Keoladeo Ghana National Park, nabij Bharatpur, niet ver
van Agra. Het is een vermaard vogelreservaat dat op de lijst van het Werelderfgoed
staat. In de Lonely Planet stond vermeld dat het een reservaat was dat
zelfs de niet-ornitholoog zou moeten bezoeken ! De terugrit naar Agra was
een 14 uur durende treinreis. Hier keken we al reikhalzend naar uit !
Dag 7: Relaxen in het Evergreen Guesthouse
Om 7.30 h denderde de trein over de gigantisch lange spoorwegbrug over de Yamuna-rivier in Agra. Hier kenden we het. We kregen nog eenmaal het sprookjesachtige zicht voorgeschoteld op de Taj Mahal, die in het ochtendlicht baadde. Ik kon mijn ogen er maar niet van af houden. Ik had redelijk goed geslapen die nacht.
Vanuit het station in Agra vertrok er een trein naar Bharatpur en we hadden gehoopt om hem te kunnen nemen. We hadden dan ook onmiddellijk naar deze trein geïnformeerd vanaf het moment dat we aangekomen waren. Hij vertrok over tien minuten op spoor negen. Het zouden 10 stresserende minuten worden. De voetgangersbrug over de sporen was gesloten. We moesten dus te voet de sporen oversteken. Maar de nachttrein stond nog op spoor 1 en belemmerde voor ons de doorgang. Toen de trein eindelijk vertrok moesten we snel alle sporen oversteken en op het ogenblik dat we de trein naar Bharatpur bereikten, vertrok hij. Het duurde altijd wel een tijdje vooraleer de treinen op snelheid waren en de deuren bleven meestal de hele tijd geopend, zodat we nog op de trein hadden kunnen springen. Maar we moesten nog kaartjes kopen aan het loket - een in India toch wel tijdrovende bezigheid. Ditmaal ging het echter snel en in ware Indiana Jones-stijl sprongen we op het laatste nippertje nog op de rijdende trein. Niemand van ons had gedacht dat dit nog zou lukken.
Deze trein had tijd genoeg. Hij reed aan een gezapig tempo en onderweg stopte hij enkele keren temidden van de velden. Het duurde twee en half uur vooraleer de trein het ongeveer 50 km lange traject afgelegd had zodat we na bijna 17 uur sporen totaal geradbraakt in het station van Bharatpur aankwamen.
In Bharatpur wisten we een goed hotel. In Delhi hadden we enkele Belgen ontmoet die ons het 'Evergreen Guesthouse' hadden aangeraden en dat hadden we onthouden. Dit keer was een geschikt hotel vinden dus makkelijk. Het was er rustig en we konden er opnieuw op kracht komen. Het was er niet bepaald kraaknet - in onze badkamer zat een gast-kikkertje en overal op de muren zaten insecten verslindende gekko's - maar naar Indiase normen was het oké. Er was een wasdienst en dat was welgekomen want ik had geen enkele propere broek meer. Kledij proper houden in India is immers onbegonnen werk.
's Avonds maakten we een fietstocht naar het centrum van Bharatpur met
fietsen die we gehuurd hadden in het hotel. Het oude stadscentrum is omwald
en er staat - zoals in elke zichzelf respecterende Indiase stad - een fort.
Het was een kleine stad en we hadden het vlug bekeken. Daarna aten we een
diner in het hotel, op het terras voor onze kamer, terwijl we ons onledig
hielden met het observeren van de gekko's en hun gruwelijke jachtpraktijken.
Dag 8: Op vogelsafari
Ook het Keoladeo Ghana National Park was - je raadt het al - het mooist bij zonsopgang. We ontbeten om 5.30 h en omstreeks 6 h sprongen we op de fiets en reden we richting het vogelreservaat. Onze hotelbaas had voor een gids gezorgd, die ons vergezelde.
Ooievaars in de kruin van een boom.
De rondleiding van onze gids duurde ongeveer 4 uur. Hij hield halt bij elk vogeltje dat hij kon bespeuren. Misschien was het wel interessant voor een vogelliefhebber, maar ik vond het maar niets. Het werd echter gecompenseerd door de pracht van het landschap. Het was een grotendeels ondergelopen gebied en in de ochtendzon had het inderdaad iets heel speciaal.
Eigenlijk was het een kunstmatig park. Oorspronkelijk trok het gebied enkel vogels aan nadat het ondergelopen was na de jaarlijkse moesson. Maar de Maharadja van Bharatpur, belust op rijkelijke jachtpartijen, had hier iets op gevonden. Hij leidde een nabijgelegen waterloop om zodat het gebied permanent onder water stond en zodoende had hij een bij de hand jachtterrein. Thans is het een vredig natuurpark maar in het midden van het park getuigde een muurtje nog van het rijke jachtverleden. In het muurtje staat de boekhouding van de jachtpartijen gegraveerd: de datum, het aantal manschappen, het aantal geweren en het aantal neergehaalde stuks wild. De recordvangst van 1 voormiddag oversteeg de 5000 stuks !
Tegen de middag aan hielden we het voor bekeken en reden we terug naar ons hotel. De namiddag diende om uit te rusten. We zouden pas de volgende dag de trein nemen naar een ander natuurpark; dit keer een tijgerreservaat: het Ranthambore Nationaal Park. In ons hotel waren enkele nieuwe gasten gearriveerd. In de kamer naast de onze logeerden twee Noorse meisjes uit Oslo. Ze waren op wereldreis voor een half jaar. Er liep ook nog een luidruchtige Duitser rond, die Engels sprak met een sterk 'Alloo Alloo'-accent. Hij was van plan om een half jaar in India te blijven. Na het diner dronken we nog een biertje en speelden we samen met de nieuwe hotelgasten een spelletje met de kaart op ons terras.
Toen het donker werd, werden de lichten aangestoken en dit was het teken
dat ook de gekko's konden gaan dineren. Hun favoriete plek was de TL-lamp,
die naast ons aan de muur omhoog hing. Hier wemelde het van de muggen en
voor de gekko's was het een waar smulfestijn. De beestjes hebben zuignapjes
aan hun pootjes en daarmee kunnen ze zelfs ondersteboven over het plafond
lopen. Ook zij vonden het plezierig om zich boven onwetende toeristen te
ontlasten en voor ik het wist was mijn T-shirt beklad met gekko-uitwerpselen.
Het deed mijn aandacht voor het kaartspel lichtelijk afnemen, want ik hield
de beestjes vanaf toen nauwlettend in de gaten. Daarna werden we nog vergast
door een kikker, die ongevraagd onze hotelkamer binnensprong. Misschien
ging hij op zoek naar het kleine kikkertje, dat nog steeds in onze badkamer
opgesloten zat ? Raf zette, tot groot vermaak van onze gasten, de achtervolging
in en uiteindelijk blies de kikker de aftocht.
Dag 9: Sawai Madhopur en het Tiger Safari Resort
In de voormiddag namen we de trein naar Sawai Madhopur - het duurde een tijdje vooraleer ik de naam kon uitspreken en onthouden. Dit dorpje ligt een 150-tal kilometer verder naar het zuidwesten en is de ideale uitvalsbasis voor het nabijgelegen tijgerreservaat. Een treinkaartje kopen was opnieuw erg zenuwslopend. We hadden geen zitplaatsen kunnen reserveren en de trein zat overvol, maar vonden toch nog enkele plaatsen nadat we 4 rijtuigen doorlopen hadden. De rit duurde twee en half uur.
Toen we afstapten in Sawai Madhopur stond de eigenaar van het 'Tiger Safari Resort' ons op te wachten. Hij was bevriend met de hotelbaas van ons vorige hotel, die ons dit hotel had aanbevolen. Met zijn jeep bracht hij ons tot in het hotel, dat op de weg naar het tijgerreservaat lag. Het was er ietwat duurder, maar het was dan ook iets luxueuzer. Voor 1 keer kon dat geen kwaad, vonden we. Er was een schaduwrijk dakterras, waar een restaurant met bar ondergebracht was. De opdiener van de bar was een jonge kerel, gekleed in een deftig kostuum. Hij nam zijn werk erg serieus en hield zich, wanneer hij niets om handen had, bezig met het ordenen van de flesjes frisdrank in de frigo. Op het menu troffen we allerlei verschillende schrijfwijzen aan van het woordje 'potato': potata, patata, patoto, pototo, ... Hetzelfde gold voor het woordje 'tomato'. Ik at er een 'potata tomota curry'.
Om 16.00 h gingen we een eerste bezoek brengen aan het Ranthambore Nationaal Park. We gingen niet op tijgerjacht, want de tijgers komen enkel te voorschijn in de vroege ochtend en in de late avond. Een tijgersafari zouden we dus morgen, opnieuw in de vroegte, doen. We gingen een bezoekje brengen aan een verzameling tempelruïnes - het Ranthambore Fort - die zich op een heuveltop in het midden van het park bevinden.
Een aap op de omwalling van
het Ranthambore Fort.
Een 'gids' reed ons met de hoteljeep naar het park. Hij sprak geen woord Engels, enkel Hindi. Het park was dichtbegroeid en het leek alsof we de jungle uit het 'Jungle Book' binnenreden. Even later zagen we de contouren van een gigantisch fort boven de dichte begroeiing uitsteken en het duurde niet lang vooraleer onze gids de jeep parkeerde aan de voet van de heuvel. We gingen te voet verder naar boven, via een lange reeks trappen. Het fort was duizend jaar oud. Het was er bezaaid met tempelruïnes en het liep er vol met apen. In de late namiddagzon had dit zeker wel een aparte sfeer. We liepen er een hele tijd rond, tot de zon van plan was om onder te gaan. Daarna bracht onze gids ons terug naar het hotel.
Toen we terug in het hotel aankwamen, waren er andere gasten gearriveerd.
Het was een Belgisch koppel uit Gent. Tijdens het diner op het dakterras
wisselden we wetenswaardigheden uit. Het koppel had een privé-chauffeur,
die hen voor een vooraf overeengekomen prijs gedurende hun vakantie overal
naartoe bracht.
Dag 10: Naar de bank
Dit keer stonden we vroeg op met de hoop om tijgers te zien. Om 7.00 h stapten we op een canter, een cabrioletautobus voor een 20-tal mensen. Ze ging ons op een 3-uur durende tocht door het park nemen, samen met andere toeristen uit nabijgelegen hotels. De kans om tijgers te zien was het grootst op de koelste momenten van de dag, wanneer de dieren rondlopen. Als het warmer wordt, verzetten de grote poezen meestal geen poot meer en is de kans dat je ze ziet klein. We zagen enkel wat herten en toen we terug aan de uitgang van het park waren, was ik blij dat de oncomfortabele rit over het ruwe terrein eindelijk gedaan was.
De flora van Ranthambore.
Raf ging in de namiddag nog een tweede safari ondernemen. Hij was vastberaden om een tijger recht in de ogen te kijken. Voor mij en Bok was het genoeg geweest. Wij zouden de administratieve formaliteiten doorlopen. Er moesten nog treintickets geboekt worden naar Jaipur - onze volgende bestemming - en er moest geld gewisseld worden bij de bank. Dus Bok en ik trokken de stad in.
Het klimaat van deze streek was lichtelijk veranderd. We bevonden ons nu in de woestijnprovincie Rajastan, die zich verder naar het westen uitstrekt tot aan de Great Thar Dessert aan de grens met Pakistan, waar het gebied praktisch onbewoonbaar wordt. Hier waren de eerste tekenen van het woestijnklimaat merkbaar. De straten liepen er nu vol met kamelen, die ingezet werden als lastdier.
Kamelenspannen vormen het straatbeeld in Sawai Madhopur.
Geld wisselen was een ander sterk staaltje van Indiase bureaucratie. Dat ondervonden we nadat we de State Bank of Bikaner and Jaipur binnengestapt waren. Ik wou dollars omwisselen in roepies. Dat was mogelijk, zeiden de bankbedienden, en we werden verzocht om plaats te nemen aan 1 van de vele bureaus in het hoofdkantoor van de bank. Voor ons zat een oude bediende met een dikke bos spierwit haar, die ons volledig negeerde. Gedurende het daaropvolgende kwartier las hij op zijn dooie gemak zijn post. Toen hij daarmee klaar was en daarna ook nog eens gedaan had met niets doen, keek hij ons een eerste keer aan en zei hij verontschuldigend: 'Please wait ...,' en hij glimlachte tot achter zijn oren. Even later verdween de wittekop naar achteren en verscheen er een tweede bediende ten tonele. Hij had een groot boek bij zich en vroeg ons naar de reden van ons bezoek. Al roepend informeerde hij naar de dollarkoers bij zijn collega, die aan de andere kant van het grote vertrek bij het loket zat. Deze opende een krant, zocht de koers op en riep ze naar onze man: 1 dollar bedroeg 44 roepies. Toen moesten we een formulier invullen waarop we onder andere onze haarkleur, kleur ogen en lengte moesten specifiëren. Daarop maakte hij mij de dollars afhandig en begon hij ze per coupure te sorteren. De stapeltjes werden vervolgens bijeen geniet of gespeld en dan ging hij over tot het noteren van alle nummers van de biljetten, waarvoor hij het grote boek had meegebracht. Het was een bedrag van 340 dollar, in allerlei coupures. Ook 1-dollarbiljetten staken er bij. Dit hadden ze in Sawai Madhopur kennelijk nog nooit gezien en de bediende riep prompt enkele collega's bij zich om deze uitzonderlijke biljetten te laten bewonderen. Toen hij na een tijdje alle nummers genoteerd had, verdween ook hij en het daaropvolgende kwartier gebeurde er opnieuw absoluut niets. Maar toen, nadat we er een uur binnengezeten hadden, bracht nog een andere bediende een stapeltje roepies en daarmee was de transactie gesloten.
Toen Raf 's avonds terugkwam van de avondsafari, was hij in zijn opzet
geslaagd. Hij had zowaar tijgers gezien. Er lagen enkele poezen op een
50-tal meter van de weg. En Raf was de eerste die ze had opgemerkt ! De
avond brachten we opnieuw door op het dakterras, bij enkele glaasjes bier.
Dag 11: De Roze Stad
Jaipur is bijna een verplichte stopplaats voor bezoekers aan de provincie Rajastan. Het is ervan de hoofdstad en ze wordt ook wel the Pink city genoemd, naar de roze kleur van de huisjes. Onze trein arriveerde in Jaipur omstreeks het middaguur en het was er een drukte van jewelste. Eerst gingen we naar het loket voor de reservaties om onze tickets naar de woestijnstad Jaisalmer te boeken. Abdul, een jonge rickshaw chauffeur, had ons geviseerd. Wij zouden zijn volgende prooi worden, want hij schaduwde ons gedurende al die tijd. Hij reed ons daarna voor een spotprijsje naar verschillende hotels. We vonden onderdak in de Jaipur Inn, een veilige haven voor rugzaktoeristen. Naar goede gewoonte was er een dakterras met bar en van daaruit hadden we een goed uitzicht op de stad.
Abdul stond erop dat we in de namiddag met hem een stadstoer zouden maken. En omdat hij ons zo goed gediend had, was dat voor ons geen probleem. We spraken af om 15.30 h en hadden hem ook uitdrukkelijk vermeld dat we niet geïnteresseerd waren in souvenirwinkeltjes, hetgeen hij met enige tegenzin dan ook aanvaard had. Om half vier verscheen niet Abdul maar zijn broer. Hij had een vreeswekkend gebit, want een van zijn voorste tanden wees vooruit zodat de arme jongen nog moeilijk zijn mond kon sluiten. Hij bracht ons eerst naar het Paleis der Winden ofwel de Hawa Mahal. Het is een opmerkelijk gebouw dat in feite een vergulde kooi was voor de harem van de Maharadja van weleer. De dames konden via de vele raampjes het dagelijkse leven in de hoofdstraat van Jaipur aanschouwen. Het was hun enige contact met de buitenwereld.
De bovenste verdieping van het Paleis der Winden in Jaipur.
Boven troffen we de Duitser aan, die we enkele dagen geleden ontmoet hadden in het Evergreen Guesthouse. "Zis place was full of wimens !" zei hij dromerig, terwijl hij zich waarschijnlijk aan het inbeelden was hoe het gevoeld moest hebben om hier de Maharadja te mogen spelen.
De volgende bezienswaardigheid die we bezochten was het Water Palace, een paleis dat gebouwd werd in het midden van een meer. Er was geen enkele toegangsweg ernaar toe en daardoor leek het bouwwerk eerder op een boot. Daarna deed onze chauffeur nog enkele verwoede pogingen om ons naar een 'handwerkplaats' te lokken - het zoveelste souvenirwinkeltje. Maar wij wilden de zonsondergang meemaken van aan het Tiger Fort. Van daaruit heb je immers een prachtig uitzicht op Jaipur en zijn roze geschilderde huisjes. Met tegenzin bracht onze chauffeur ons tot aan de voet van de heuvel. Van daaruit moesten we te voet verder gaan.
Jaipur bij zonsondergang, vanaf het Tiger Fort.
Toen de zon onder was begaven we ons terug naar beneden. Onze rickshaw-rijder
was er vandoor. Het duurde een tijdje voor we een andere taxi gevonden
hadden en uiteindelijk vonden we 1 cycle-rickshaw waar we met z'n drieën
op moesten plaatsnemen. Bok had de slechtste plaats. Hij moest andersom
zitten op de achterkant van het krappe wagentje. De terugrit gebeurde in
de avondspits door de hoofdstraat van Jaipur. Bok beleefde er de schrik
van zijn leven.
Dag 12: Amber
Een tiental kilometer buiten de stad is er nog een ander fort, het Amber fort. Een korte busrit bracht ons ernaar toe. Speciaal hier was dat de beklimming ernaar toe kon gebeuren op de rug van een olifant. De bus zette ons af aan de voet van de heuvel, waar een meertje was dat dienstdeed als badplaats voor de olifanten. Er lagen verschillende beesten languit in het water, zichtbaar genietend van de verfrissing. Sommigen kregen zelfs een heuse wasbeurt van hun baasje. Zij hadden geluk. Voor hun werkende collega's was het corvee.
Een rit op de rug van een dikhuid.
Ook wij namen plaats op de rug van een olifant. Ik vond het vreselijk hoog en gevaarlijk. Wat weerhield dit gigantische beest ervan om ons niet onmiddellijk tot moes te vertrappelen ? Toen zag ik wat het was. Een ijzeren haak, in de hand van de opzichter die gezeten was in de nek van het dier. Bij de minste ongehoorzaamheid sloeg de man met de haak op het hoofd van het arme dier. Met de platte kant weliswaar. Maar indien nodig waarschijnlijk ook met de scherpe kant. Dit maakte dat ik nog minder op mijn gemak was en ik was dan ook opgelucht toen we boven heelhuids mochten afstappen.
Het fort was in feite een rijkelijk versierd paleis van de Maharadja. Het was mooi, maar het was niet bepaald iets wat we nog niet gezien hadden. Na 10 dagen in India hadden we al forten in alle maten en gewichten gezien. We hielden het daarmee nogal snel voor bekeken. De tocht naar beneden deden we te voet. Ik zag het niet goed meer zitten om nog eens bovenop een olifant te kruipen.
Onze trein naar onze volgende bestemming vertrok vanavond. We namen de bus terug naar Jaipur om er wat rond te slenteren langs de grote winkelstraat, de Tripoli Bazaar. Hier stond alles te koop. Ons avondmaal aten we in een Pizza Hut. Hier kwam de high society van Jaipur dineren. De tent was volledig Westers ingericht en het deed ons vergeten dat we in India zaten. Zelfs het toilet zag er volkomen zoals bij ons uit. Het was het eerste toilet waar ook Wc-papier voorhanden was. Echter, het kraantje tegen de vloer met daaronder een klein bekertje - hetgeen het papier op andere plaatsen moest vervangen - verraadde dat we nog steeds in India waren.
In afwachting van onze trein, dronken we nog enkele biertjes op het rustige dakterras van ons hotel. Tegen 23.00 h begaven we ons naar het station. Daar aangekomen leek het wel of de algehele mobilisatie van Jaipur afgekondigd was. Op het stationsplein zaten honderden mensen te wachten. Sommigen lagen zelfs languit te slapen op de grond. Ook het stationsgebouw en de perrons zagen zwart van het volk. "Wat was hier aan de hand ?" vroegen we ons af. We leerden dat er een staatsexamen had plaatsgevonden in de stad, voor de aanwerving van nieuwe mensen ter versterking van het ambtenarenapparaat. "There's a lot of unemployment in our country, you know," voegde de man die het ons vertelde er nog aan toe. Het leek wel het understatement van de eeuw! De grote mensenmassa van deelnemers was er van heinde en ver op afgekomen en was nu terug op weg naar huis. Op het perron waar onze trein zou stoppen stond al aardig wat volk. Gelukkig hadden we een slaapplaats gereserveerd vlak na onze aankomst in Jaipur. Enkele sporen verder was het echter nog veel drukker. Toen die trein er stopte en de deuren opende leek het of de hel er was losgebarsten. Het duurde een vol kwartier vooraleer iedereen opgestapt was.
De rit naar Jaisalmer duurde ongeveer 13 uur. Het zou ons tot helemaal in het westen van India en van de woestijnprovincie Rajastan brengen; naar het hart van de Great Thar woestijn, aan de grens met aartsvijand Pakistan. Het werd een koude nacht.
Dag 13: De Gouden Stad
Toen de eerste zonnestralen hun licht over het land wierpen, kon je zien dat het landschap totaal veranderd was. We reden nu door een immense zandbak en het was er overal zo goed als verlaten. Jaisalmer is dan ook een stadje gelegen temidden van deze grote woestenij. Het wordt de Gouden Stad genoemd, omdat het zandkleurige fort goudgeel kleurt bij de ondergaande zon. De rit in de voormiddag door de woestijn leek eindeloos. Uren denderde de trein door hetzelfde eentonige landschap en het stof dat hij deed opwaaien, kwam door de open raampjes naar binnen en drong overal door. De tijd leek stil te staan.
Onderweg werden we benaderd door een tout van het Henna hotel. Het was de eerste keer dat we al belaagd werden nog voor we aangekomen waren. Hij kon ons overtuigen om met hem mee te gaan van zodra we aangekomen waren. Tegen de middag naderde de trein het einde van de lange spoorweg en hield hij halt in het stationnetje van Jaisalmer, het eindstation. Een chauffeur van het Henna hotel stond al op ons te wachten en bracht ons daarna direct naar het hotel. Het hotel was redelijk primitief, maar we hadden al erger meegemaakt. We besloten om het er maar op te wagen. Vanop het dakterras hadden we een fraai uitzicht op het Jaisalmer fort, dat leek op een reuzengroot zandkasteel.
Het fort van Jaisalmer lijkt op een gigantisch zandkasteel.
De namiddag diende grotendeels om te bekomen van de vermoeiende treinreis. We aten wat, namen een douche en deden een dutje. Daarna boekten we een tweedaagse kameelsafari die door het hotelpersoneel op touw gezet werd. Kameelsafari's werden zowat overal in Jaisalmer aangeboden en het was dan ook de populairste toeristische attractie uit de regio.
Tegen zonsondergang deden we een wandeling door het dorpje. Het was
er veel rustiger en kleinschaliger dan alle andere Indiase steden die
we tot dan toe al bezocht hadden. Het fort is in feite het oude omwalde
stadsgedeelte. Er bevinden zich winkeltjes, restaurantjes, huizen en tempels.
Vanop de omwalling kregen we een goed beeld van de omvang van Jaisalmer.
Toen de zon eenmaal onder was, aten we ons diner op het dakterras van een
Italiaans restaurant ergens in het fort.
Dag 14: Woestijnsafari
In de namiddag vertrokken we op safari. In de voormiddag hadden we enkele uren uitgetrokken voor de administratie: het reserveren van de treintickets naar Jodhpur en een bezoekje aan het postkantoor. De ticketreservatie duurde ellendig lang. Terwijl Raf en Bok stonden aan te schuiven, had ik mezelf neergezet op een bank in het kleine stationsgebouwtje. Het hele vertrek zat vol met duiven en ik hield me onledig met het observeren van hun gedrag. Elke duif had een goed plekje voor zichzelf uitgekozen: er zat er eentje op het uithangbord voor de reservaties, eentje op dat van het booking office, nog eentje op de TL-lamp die daartussen hing, eentje op de dienstregelingen en ga zo maar door. Maar er was er eentje die nog geen plekje gevonden had en er heerste een ware territoriale oorlog tussen die ene duif en de rest. De duif-zonder-land vloog voortdurend in rondjes en telkens ze ergens neerstreek, werd ze onmiddellijk weggejaagd. Van het booking office naar de TL-lamp, van de TL-lamp naar de reservaties, van de reservaties naar de dienstregelingen en ga zo maar door. Het arme beest was nergens welkom en werd letterlijk van het kastje naar de muur gestuurd. Er zat wel iets herkenbaars en menselijks in hun gedrag en het bracht me in een filosofische bui.
Daarna gingen we te voet verder naar het postkantoor om enkele postkaartjes te versturen. We vreesden opnieuw dat dit een langdradige bedoening ging worden maar niets bleek minder waar. Het ging zelfs vlotter dan bij de postkantoren van bij ons ! Er was dus nog wat tijd over om naar de bekende Haveli's te gaan kijken. Het zijn rijkelijk versierde koopmanshuizen die zich in groten getale in Jaisalmer bevinden. We bezochten de Patwon ki Haveli en het was werkelijk zeer indrukwekkend. De zandkleurige gevels van de huizen waren overdreven gedecoreerd. Er waren vele balkonnetjes met zuilen en bogen en alles was nogmaals versierd met een minuscuul gegraveerd patroon. Diegenen die dit gemaakt hadden, waren ongetwijfeld vakmensen. Ik en Raf gingen ook binnen eens een kijkje nemen en tot onze grote verbazing bleken alle plafonds vol te hangen met tientallen vleermuisjes, die met de koelte en de donkerte van binnenskamers een ideale slaapplaats hadden.
Poppen, een exportprodukt van Rajastan.
Na het middagmaal, omstreeks 15.30 h, vertrokken we op kameelsafari. De tocht was all-in: hij bevatte transport met een jeep plus enkele bezoekjes onderweg, de kamelenrit, een overnachting in de woestijn, eten en drinken. Hij zou 1 volledige dag duren, gespreid over twee dagen. Tijdens de onderhandelingen over de prijs van de safari hadden we het zelfs zodanig uitgespeeld dat er voor elk van ons enkele flesjes koud bier meegenomen zouden worden. Het was de beslissende factor geworden om vooralsnog tot een akkoord te komen.
We vertrokken met een jeep aan het hotel. Onderweg laadde de jeep nog
enkele andere passagiers op zodat we uiteindelijk met acht in de veel te
kleine jeep zaten. Eerst hielden we een snelle fotostop bij het Bada
Bagh, een grafmonument van een Maharadja. Het was een verzameling zuilen
en koepels die op een heuvel temidden van de woestijn waren neergeplant.
In de namiddagzon was het heel fotogeniek. Vervolgens stopten we aan een
Jain
tempel. Het Jainisme is 1 van de vele religies uit India, zij het
heel wat minder populair dan het Hindoeisme. Het was een kleine,
piramideachtige tempel die rijkelijk gedecoreerd was. We moesten onze
sandalen uitdoen en op onze blote voeten over de - door de woestijnzon
- fel verhitte stenen lopen. De derde stopplaats was een klein woestijndorpje.
Er stonden enkele bouwvallige, lemen huizen langs de kant van de weg en op een
vrouw met haar kinderen na was
er geen levende ziel te bespeuren. Tenslotte bereikten we de eerste
zandduinen. Er lagen drie kamelen op de grond en er stonden twee begeleiders
naast. Ze droegen beide een pyjamakleed, dat tot aan hun enkels reikte.
Vanaf hier begon de kamelenrit voor ons. De bagage werd van de jeep op
de kamelen geladen. De rest van het gezelschap reed verder. Bij de bagage
bevond zich ook een doos van piepschuim. De doos bevatte 6 ijsgekoelde
biertjes voor vanavond. Zo zouden we zeker niet omkomen van de dorst !
Drie gringo's berijden het schip der woestijn. Vlnr.: Raf, Bok en Jan.
De tocht duurde ongeveer een uur en ging door een duinlandschap. Toen
de zon onderging hielden we halt en werd alles van de kamelen afgeladen.
Onze gids - 1 van de twee pyjamamannen; de andere was er ondertussen al
vandoor - kookte een avondmaal op een houtvuurtje en zette koffie terwijl
wij de omgeving verkenden. Na het maal was het pikdonker en boven ons verscheen
een prachtige sterrenhemel. Onze slaapplaats bestond uit enkele dekens
en kussens die uitgespreid waren op de top van een zandduin. We zouden
onder de blote hemel slapen vannacht. Voor het slapen gaan, maakten we
nog een praatje met de kamelenbegeleider. Tezelfdertijd ledigden we de
biertjes uit onze koelbox.
Dag 15: Een droge douche
Omstreeks 6.20 h kwam de zon op. Onze gids begon aan het ontbijt. Hij bereidde voor ons toast met eieren en fruit. Daarna namen we terug plaats in het kamelenzadel. De terugtocht duurde ongeveer anderhalf uur. Toen bereikten we de autoweg, waar even later de jeep van ons hotel ons kwam oppikken.
In het hotel wou ik me wat opfrissen. Ik poetste mijn tanden aan een wasbak in de gang, maar tijdens het spoelen kwam er geen water meer uit de kraan. Met het schuim nog in de mond droop ik af naar onze kamer. Een stortbad nemen zat er niet direct in. Een tijdje later was het probleem blijkbaar verholpen en daarom waagde ik het om onder de douche te gaan staan. Er kwam een flauw straaltje water uit. Toen ik helemaal ingezeept was, was het water weer op. Tot overmaat van ramp viel ook nog eens de elektriciteit uit, zodat het er pikdonker werd. Op dit ogenblik vervloekte ik dit luizige hotelletje. Het duurde nog een hele tijd vooraleer ik mezelf kon afspoelen. Wat een relaxerende douche moest worden, was uitgedraaid op een enerverende bezigheid.
In de namiddag bezochten ik en Bok nog het paleis van de Maharadja.
Afgezien van het mooie uitzicht vanop het dak, was er maar weinig speciaals
te zien. We dropen terug af naar het hotel waar we, in afwachting van onze
nachttrein naar Jodhpur, nog enkele biertjes dronken op het dakterras,
terwijl voor ons het reusachtige zandkasteel baadde in de namiddaagse woestijnzon.
De trein naar Jodhpur vertrok om 23.15 h.
Dag 16: De Blauwe Stad
Om 5.15 h, na alweer een helse treinrit, arriveerden we in het slapende Jodhpur, bijgenaamd de blauwe stad. Een rickshaw-rijder bracht ons naar het Tourist Guest House, waar we een grote kamer met annex badkamer toegewezen kregen. De badkamer was gloednieuw. Het was uitzonderlijk voor dit soort budget hotelletjes. Zelfs in de Lonely Planet had men hiervan gewag gemaakt. Het Guest House werd uitgebaat door een gepensioneerd koppel. Ze deden het met veel toewijding. We sliepen verder uit tot omstreeks 10.00 h en daarna ging de vrouw des huizes voor ons een ontbijt klaarmaken. De man had een heuse menukaart gemaakt die hij ons trots aanreikte toen we aan tafel plaatsnamen. Maar de jam was op en het enige gerecht dat ze konden aanbieden was toast met omelet. Na het ontbijt vertelde de man ons over de waterschaarste in de woestijnprovincie. Het is een groot probleem. Zo erg zelfs dat de waterbedeling gerantsoeneerd is: zijn pensionnetje krijgt maar 1 uur om de twee dagen stromend water toebedeeld. Tijdens dat uur wordt er een reservoir gevuld en nemen de gasten best een douche. Hij vroeg ons om zuinig om te springen met het water. Want op andere momenten wordt het waterreservoir aangesproken en bestaat de kans dus dat men zonder water valt. Dit verklaarde ook de 'droge douche' die ik de vorige dag nog in het Henna hotel in Jaisalmer genomen had.
Na het ontbijt trokken we de stad in. We gingen op weg richting het Meherangarh-fort, het zoveelste fort op onze tocht. Zoals steeds werd het gebouwd op een imposante rotsstructuur, die de stad en de gehele omgeving volledig overschaduwde. In de smalle straatjes onderweg waren we getuigen van een wreed tafereel. Er reed een kar die voortgetrokken werd door een stier. Telkens wanneer de stier een beetje van zijn traject afweek, begon de bereider van de kar te schreeuwen, stak hij zijn hand tussen de achterpoten van het dier en trok hij eens flink aan diens testikels. Hierop verkrampte het beest en zag onmiddellijk af van zijn ongehoorzaam gedrag. Het gebeurde niet 1 keer, maar vele malen en het leek wel een zeer afdoend middel om kar, lading en stier in de juiste richting te navigeren. Ik vroeg mezelf af wat er zou gebeuren als GAIA dit zou zien ...
Bij het fort aangekomen vernamen we dat de toegangsprijs tamelijk hoog was. Toch gingen we maar naar binnen. Het fort op zich had eigenlijk niets meer te bieden dan wat we al gezien hadden in andere forten. Maar het uitzicht op de fel blauwe huisjes van Jodhpur was oogverblindend en maakte het de toegangsprijs waard.
Jodhpur - The Blue City - vanop het Meherangarh fort.
Na het bezoek maakten we nog een lange wandeling door het centrum. Onderweg was de zon brandend heet. Bok werd er zodanig dorstig van dat hij, ergens aan een kraampje, een literfles cola kocht dewelke hij vervolgens in 1 teug leegdronk. Ons diner aten we in het Mid Town Restaurant in de stationsbuurt. Toen we daar zaten in de frisse ruimte van het restaurant, begon het litertje cola zijn uitwerking te krijgen op Boks darmen. Hij zat met de diarree. Tot zijn schrik stelde hij vast dat we geen Wc-papier bijhadden - hetgeen anders meestal wel het geval was. Hij had dan maar zijn zakdoek gebruikt en hem daarna achter het toilet weggemoffeld, zo vertelde hij nadat hij zijn gevoeg gedaan had. Toen ik even later de sanitaire voorzieningen bezocht, was de zakdoek verdwenen ... Alweer een Indisch mysterie !
Na ons maal dronken we nog een biertje in de belendende bar.
Dag 17: Het Umaid Palace
Voor vandaag stond er niet veel op het programma. Tijdens het ontbijt - toast met omelet; de jam was nog steeds op - maakten we de planning voor de laatste 3 dagen. Vooraleer opnieuw naar Delhi af te zakken voor de terugvlucht, zouden we nog langs Pushkar gaan. Het is een klein toeristisch dorpje aan een meer dat voor de Hindoes een pelgrimsoord is. Tevens is het vermaard vanwege zijn jaarlijkse kamelenmarkt, waarvoor we spijtig genoeg enkele weken te vroeg waren. Het ligt op de terugweg naar Delhi en we zouden er met de bus naartoe rijden. De hoteluitbater ging ons de tickets bezorgen. Verder moesten we onze terugvlucht nog herbevestigen en Raf moest nog naar de bank ... Het herbevestigen zou ons nog wel enkele uurtjes bezighouden gedurende de loop van de dag. Raf's traveller cheques konden we zonder al te veel tijdsverlies omwisselen in de State Bank of India.
De rots met daarop het Meherangarh fort overschaduwt
heel Jodhpur en omgeving.
Vanuit de bank gingen we te voet tot aan het Umaid Palace. De woestijnzon was brandend heet en onderweg moesten we enkele keren pauzeren om in de schaduw te gaan staan en om wat te drinken. Aan het paleis namen we enkele foto's. Daarna keerden we met een gemotoriseerde rickshaw terug naar het hotel. Lunch aten we opnieuw in het Mid Town Restaurant.
In de namiddag rustten we uit op ons bed. Het reizen, de vele wandelingen, de drukte en de hoge temperatuur hadden ons danig uitgeput. Tegen de avond gingen we dineren in het Kalinga restaurant. Er liepen vele kelners rond, allen getooid in eenzelfde kostuum-met-hoedje, maar er zaten eigenlijk bijna geen gasten. Buiten ons zaten er nog twee Hollandse vrouwen. Wanneer we binnenkwamen, waren ze net bezig met hun bestelling. Met man en macht probeerden ze de kelner wijs te maken dat er geen kruiden of specerijen op hun schotels mochten komen, omwille van hun verzwakte magen. "Absolutely NO herbs !" herhaalden ze meerdere malen. Wanneer de kelner daarna hun 'heel lichtjes gekruide' schotels bracht, waren ze diep ontgoocheld en stuurden ze de kelner zonder pardon met schotels en al terug naar de keuken. Zijn er wel Hollanders zonder haar op hun tanden ? Na ons avondmaal dronken we opnieuw enkele biertjes in de bar van gisteren. De kelner was ons zeer gedienstig en gaf ons grote hoeveelheden chips bij onze biertjes. "One more beer sir ?"
Dag 18: Ajmer
Voor een laatste keer aten we omelet met toast op de wijze van het Tourist Guest House, want we zouden verder trekken richting Ajmer en het nabijgelegen Pushkar. Na nog wat geslijm in het gastenboek ingevuld te hebben, vertrokken we naar de busstatie. Daar stapten we op de bus voor een 5 uur durende rit naar Ajmer. We waren nog niet gewend aan lange busritten in India. We hadden namelijk al bijna altijd een treinverbinding gehad. Ik had al heroïsche verhalen gehoord over levensgevaarlijke busritten en het was dan ook met enige achterdocht dat ik het vehikel betrad. Aanvankelijk viel het allemaal nog goed mee. De wegen waren rustig. Het verergerde echter naarmate we onze bestemming bereikten: het krioelde er op den duur van vrachtwagens en dit leek voor onze chauffeur de aanleiding te zijn om met ware doodsverachting inhaalmanoeuvres uit te voeren. Onderweg zagen we een ongeval tussen twee vrachtwagens.
In Ajmer was er opnieuw een treinstation en we gingen er onmiddellijk heen voor de reservatie van onze laatste treinrit voor morgenavond: Ajmer - Delhi. Na een tijdje aangeschoven te hebben, wisten we dat de trein volgeboekt was. We hadden tickets maar er waren geen zit- of ligplaatsen meer vrij voor ons. En het was een nachttrein ...
We namen onze intrek in het Samrat hotel, even wandelen van het station. De stationsbuurt van Ajmer was bijzonder druk en er hing zodanig veel smog in de lucht dat ieders luchtwegen geïrriteerd werden. Het avondmaal aten we in het Honeydew Restaurant, alleszins een veelbelovende naam. Het eten was er OK. Daarna gingen we vroeg naar bed want het was alweer een vermoeiende dag geweest.
Dag 19: Pushkar
Ons ontbijt aten we in een tent met de veelbelovende naam 'Mango Masala'. Het was er mooi ingericht maar het duurde lang voor er iets op onze borden verscheen. Pushkar ligt op ongeveer 10 km van Ajmer, net over de zogenaamde 'Snake Mountain'. Een korte busrit bracht ons tot daar.
Pushkar was Varanasi op schaal, zo leerden we al snel. Het leek zelfs alsof de Hindoes hier nog veel gekker en fanatieker waren. Tijdens de korte wandeling van de bushalte tot bij het 'heilige meer', dat centraal in het dorpje gelegen is, werden we lastiggevallen door enkele fanatiekelingen. Ze wilden ons, zoals de traditie het wil, bloemen in het meer laten gooien. Toen we weigerden, werden we met de vinger gewezen: "Wat komen jullie hier dan doen ?" "Jullie komen naar hier om eens goed met ons te lachen zeker ?" "Jullie hebben geen respect voor ons, Hindoes !" En ga zo maar door. Respect voor andermans overtuiging was bij deze kerels alleszins ver te zoeken. Maar ik wist 1 ervan vast te praten en toen hij niet meer wist wat gezegd, droop hij af.
Even verder werden we op een gelijkaardig agressieve manier aangevallen door enkele vrouwen. Ze namen onze hand vast en voor we het goed en wel beseften spoten ze er henna op, een bijtend goedje waarmee patronen op het lichaam geschilderd worden. Het was hun manier om geld te bedelen. In tegenstelling tot de heren van daarnet, bleven ze wel vriendelijk.
Twee van de henna-vrouwen in Pushkar.
We vervolgden onze weg langs de hoofdstraat, die zich rond het meer een weg baant. Foto's nemen van het meer was volgens de Hindoes ten strengste verboden ! Onderweg gingen we iets drinken op het dakterras van het Rainbow Hotel, dat een geweldig uitzicht gaf op het meer en het dorp. De specialiteit van het huis waren sapjes. Raf bestelde een ananassapje en onmiddellijk daarna zagen we een volledige ananas in de keuken onder het mes gaan. Toch duurde het nog heel lang voor Raf het sapje voorgeschoteld kreeg. Er kwam nog zes man en een hevige Hindoe-woordenwisseling in de keuken bij te pas. Even dacht ik nog dat Mister Fawlty zo dadelijk om de hoek zou verschijnen om orde op zaken te stellen.
Na onze wandeling doorheen het dorpje en om het meer, maakten we een
wandeling naar een tempel die op de top van een nabijgelegen heuvel stond.
Een korte klim langs een wandelpad bracht ons tot daar. Van daaruit was
er een magnifiek uitzicht op het dorpje, het meer en de omgeving. Ik probeerde
me voor te stellen hoe het er op deze plek zou uitzien tijdens de jaarlijkse
kamelenmarkt, wanneer er ongeveer 50.000 exemplaren in en rond het dorpje
camperen.
Uitzicht op Pushkar vanop een heuveltop.
Al snel hielden we Pushkar echter voor bekeken. We hadden genoeg van al het heilige gedoe. Van het mag niet zus en het moet zo. Pushkar was een vlucht uit de realiteit. Het was een godsdienstig fata morgana. En we wilden terug naar de echte wereld.
De echte wereld lag 10 km terug, langs de andere kant van de Slangenberg. Terug in Ajmer voelden we ons beter op ons gemak. We aten een diner opnieuw in het Honeydew Restaurant. Daarna wachtten we gelaten ons lot af: de Delhi-express.
De nachttrein naar Delhi vertok om 20.30 h. We stapten aan boord. De trein zat tjokvol en er waren geen zitplaatsen voor ons. Wat zouden we nog allemaal moeten doorstaan om de nacht door te komen ? Met drie kropen we in het smalle gangpad. Gezeten op onze rugzakken versperden we zo de doorgang voor iedereen die op of af wilde stappen en voor iedereen die naar het toilet moest. Bij elke halte moesten we rechtstaan om de reizigers door te laten. Ergens onderweg vervoegden nog een drietal Indiërs ons gangpad. Het waren ook reizigers die geen zitplaats meer hadden vastgekregen. Eén van hen had klaarblijkelijk last van vlooien, want hij was constant aan het krabben. Hij nestelde zich vlak tussen mij en Raf.
De eerste uren van deze weinig comfortabele reis doodde ik de tijd met
het lezen van de geschiedenis van India in het inleidende hoofdstuk van
de Lonely Planet. Meestal kom ik er niet toe om de geschiedenis van een
land op voorhand te lezen. Maar nu, op de terugweg, op weg naar huis, was
dit het uitgelezen moment. Het was boeiende materie. Ik las over de Britse
overheersing, Mahatma Gandhi en de gedwongen verhuizing van een groot deel
van de bevolking uit Pakistan en India tijdens de opsplitsing van de kolonie
na de onafhankelijkheid. Het was een bijzonder tragisch verhaal. En het feit dat ik dit las
in India, op een bomvolle trein temidden van de Indiërs, maakte dat ik me er sterker bij betrokken voelde.
Na enkele uren was ik doodmoe en probeerde
ik wat te slapen, zittend op mijn rugzak en in het gangpad. Maar het lukte niet. En in de
loop van de nacht werd het fris. De koude kwam langs allerlei gaten en
kieren naar binnen. Het duurde nog ellendig lang maar omstreeks 5.20 h
's ochtends bereikten we uiteindelijk het station van Old Delhi.
Dag 20: Shoppen in Delhi
Vanuit het station namen we een rickshaw tot in de Paharganj wijk, want hier kenden we het. We namen onze intrek in Hotel Rak, waar we nog enkele uren uitrustten op onze kamer. Wat is een bed toch een luxe !
Het was onze laatste dag in India. In de namiddag was er nog wat tijd
om souvenirs te kopen. We liepen nu met de handen in de broekzakken over
de Main Bazaar. Drie weken India had ons gewoon gemaakt aan de drukte.
Na al wat we gezien en meegemaakt hadden, viel Delhi nog best mee. Dit
zouden we de eerste dag nooit vermoed hebben. Elk van ons kocht enkele
souveniertjes: beeldjes van Ganesha, Shiva en zijden lappendekentjes. Graag
had ik een echt vliegend tapijt gekocht, maar dat was zelfs hier nergens
te verkrijgen. Na het avondmaal kropen we vroeg in ons bed. Om 2.40 h 's
nachts zouden we naar de luchthaven moeten vertrekken.
Dag 21: Naar huis
Na een bijzonder korte nacht, stonden we op. Om 3.00 h maakte de receptionist van ons hotel een taxichauffeur wakker. Hij lag te slapen in zijn auto, die in de buurt van de voordeur geparkeerd stond. In de luchthaven moesten we nog anderhalf uur formaliteiten doorlopen; de specialiteit van India. De Boeing 747 van Air India, die ons terug naar huis zou brengen, stond al klaar. De raampjes waren langs buiten beschilderd zodat ze leken op ramen van een fort. Het zoveelste fort van India, dit keer een vliegend.
Tijdens het wachten op de inscheping begon ik te mijmeren. "Wat waren wij, westerlingen, toch ongelooflijke luxepaarden," dacht ik bij mezelf. Wij kunnen gaan en staan waar wij willen. Wij kunnen de hele wereldbol afreizen, zonder dat we daar iets moeten voor opofferen. Terwijl miljoenen arme Indiërs gevangen zitten in hun land. Ik moest terugdenken aan de eigenaar van het Tourist Guest House in Jodhpur die zei dat 'op reis gaan' voor hem betekende 'naar ergens anders in India gaan'. Toegegeven, het is een enorm land - het is eigenlijk een continent - en er is veel verscheidenheid. Maar het blijft overal India. En velen zullen hier niet de kansen krijgen die ze elders misschien wel zouden kunnen hebben. Voor velen was het leven in India een dagdagelijkse strijd...
Op de terugvlucht hadden we een zitplaats aan het raam. Ik mocht van Raf en Bok aan het raampje gaan zitten. Ik kan uren door een vliegtuigraampje zitten turen, mijmerend over wat er zich daar beneden allemaal afspeelt. De omstandigheden waren gunstig nu: het was een dagvlucht en een groot gedeelte van de route ging over woestijngebieden; geen wolken dus. Van Delhi vlogen we pal naar het westen, over Rajastan, waar we de voorbije twee weken vertoefd hadden. We hielden een westelijke koers tot we boven de Arabische Zee hingen, waar de Indus in zee uitmondt. Op die manier vlogen we onder Pakistan door zodat we niet door het luchtruim van Idia's meest gehate rivaal heen moesten. Eens we ter hoogte van Iran waren, maakten we een bocht naar het noorden zodat we in noordwestelijke richting vlogen. Een hele tijd kon ik de Iraanse woestijn door het raampje observeren. Het was een immense zandbak met vele bergen en duinen. De aanwezigheid van een zeldzame weg was het enige spoor van menselijke activiteit in deze regio. Ooit zou ik daar beneden wel eens heengaan, dacht ik. We waren nu vlakbij Irak en het was een bevreemdende gedachte dat we nu eigenlijk vlakbij oorlogsgebied waren. Na Iran vlogen we via Turkije naar de Zwarte Zee. Van daaruit ging het via de Karpaten naar Duitsland. Er lag veel sneeuw op de Karpaten en het herinnerde me eraan dat het bij ons volop herfst was. Het zou terug een hele aanpassing worden want de voorbije drie weken hadden we in T-shirt en korte broek rondgelopen.
Omstreek 13.00 h arriveerden we in Frankfurt. En het was
er fris. Een Indiër van onze vlucht liep nog rond in een lakenkleed en
sandalen. Hij had zich duidelijk niet op de koude voorbereid. Omstreek
16.00 h arriveerden we terug in Brussel. Het deed goed om terug thuis te
zijn. Geen drukte meer, geen viezigheid en dieren meer op de straten. Of toch
wel ? Toen Mario ons van de luchthaven naar huis reed, zaten we vast in
de file en in Waver liepen er enkele kippen over straat, waarvan Mario
er bijna 1 omver reed. Indische toestanden !
Met dank aan Bok en Raf voor de mooie foto's.
____________________________
Jan Van Roosbroeck
Heist-op-den-Berg
April 2005